Frans Halsema - Voor haar

^EbZij verstaat de k^Bbunst van b^Cm7ij me horen ^{Cm/Eb Ab}In mijn lichaa^Eb/Gm heeft ze plaats gemaakt ^Ab/Fvoor twee ^{Bb Eb}In mijn ogen woont ze,^Bb in mijn oren ^{Cm7 Cm/Eb Ab}Ze hoort en z^Eb/Giet mijn hele leven met me ^Ab/Fmee ^{Bb Eb}

^EbSoms begint ze in^Bb mijn hart^Cm7 te zingen ^{Cm/Eb Ab}Waar het nacht wordt h^Eb/Geeft ze lichtjes^Ab/F aangedaan ^{Bb Eb}En door haar weet^Bb ik dan do^Cm7or te dringen ^{Cm/Eb Ab}Tot de o^Eb/Gnvermoede schat van on^Ab/Fs bestaan ^{Bb Eb}

^DbZo alleen m^Abaar wil ik ^Dbverder leven ^{Ab Db}Schuilend bij e^Eb/Ablkaar ^{Db Ab Db}En als ik oud m^Eb/Aboet worden^Db, dan alle^Aben met haa^Dbr ^{Ab Eb/G Ab/F Bb}

^EbZij kent al mijn ^Bbdromen en ^Cm7mijn wanen ^{Cm/Eb Ab}Al mijn haast ^Eb/Gen al mijn hoon^Ab/F en mijn spijt ^{Bb Eb}Als ik lach kent ^Bbzij alleen^Cm7 de tranen ^{Cm/Eb Ab}Die daar achte^Eb/Gr liggen in ^Ab/Fde tijd ^{Bb Eb}

^DbZo alleen m^Abaar wil ik ^Dbverder leven ^{Ab Db}Schuilend bij e^Eb/Ablkaar ^{Db Ab Db}En als ik oud m^Eb/Aboet worden^Db, dan alle^Aben met ^Dbhaar ^{Ab Eb/G Ab/F Bb}

^EbZij is meer dan d^Bbeze woorde^Cm7n zeggen ^{Cm/Eb Ab}In mijn lichaa^Eb/Gm heeft ze plaa^Ab/Fts gemaakt voor twee ^{Bb Eb}Maar wie weet een^Bb wonder ui^Cm7t te leggen ^Cm/Eb

^AbEn een wonder ^Eb/Gdraag ik met^Ab/F me mee ^{Bb Eb} Ab Eb/G Ab/F Eb