Willem Vermandere - Den bril
chordsver. 1
Autoscroll
1 Column
Text size
Transpose 0
Tuning: E A D G B E
[Intro]
Am
[Verse 1]
Den Amtand des tijds knaagd' aan Gmijn karkas
mijn Dmknoken, mijn Fspieren en mijn E7haargeAmwas,
mijn Crimpels, mijn plooien en mijn Gschurftig Amvel,
mijn Fhoestend, Groestend, E7roch’lend model,
‘t Amzicht van mijn ogen da’ was ‘t Ggrootste zeer,
zelfs Fkoeien van letters, 'k en Gzag ze nie Cmeer
met Amlood in mijn schoenen en met nen Fhangenden Gkop,
Dmtrok ik naar de Fzolder en ‘k E7maakte een Amstrop
[Verse 2]
Ik Amgleed met mijn handen Gruw langs ‘t kalk
en ‘k Dmzocht er blindeFlings nen geE7schikten Ambalk,
maar Cis ‘t des duvels of is ‘t Ggodes Amwil,
daar Fwaar da’k wil Gsterven, daar E7vind ik nen bril,
met Ambevende handen zette Gik hem op,
‘k verFgat op slag dat Gdodelijk Cstrop,
perAmfect van sterkte, ideFaal van moGdel,
dienen Dmvreemden Fbril paste E7mij wonderAmwel.
[Verse 3]
Nen Amstrop op de zolder, wat een luGguber verhaal,
nen Dmbril op een Fbalke, dat is ook E7nie norAmmaal,
wie Clegt er daar bijgod nu zijn GkijkmonAmtuur,
nen verFstrooide geGschifte tureE7lure natuur,
nen farAmceur, nen flauwe Gkluchtigaard,
of misFschien nen mensGlievenden Cheiligaard,
misAmschien een die peisde, mijn oud FbrilkarGkas
komt Dmhier op de Fzolder nog wel E7ooit van Ampas.
[Verse 4]
En Amzo is ‘t geschied, da ‘k me Gnie verhing,
dankDmzij dat klein FveloE7achtig Amding,
dankCzij meneer Anoniem GBrilleAmmans,
ontFsnapt’ ik Gdaar aan den E7dodendans,
misAmschien da’k nu wel wat Gdeure sla,
maar ‘k Fben doodcontent da’k Gnog beCsta,
ik Ammag het hier stellen, da’k op Fdienen Gdag,
voor den Dmtweede Fkeer het E7levenslicht Amzag
[Verse 5]
‘k OntAmdek nu de wolken en het Ggroeiend gras,
en Dmal waar da’k mij Fvroeger nooit beE7wust van Amwas,
geen gaCzetteletter die mij Gnog ontAmgaat,
‘k lFees zelfs Gwat dat er verE7zwegen staat,
dienen Ambril speurt al de Gleugens op,
zelfs Fin mijnen slaap houd Gik hem Cop,
al Amdromend zie ik nu en dat is FamuGsant,
mijnen DmonbeFwusten E7binnenAmkant.
[Verse 6]
MisAmschien dat die brilglazen Gspiegeltjes zijn,
ze Dmleren mij Fdiepe E7kijken naar Ambinnen,
ik Cword were kind op mijn Gvaders Amknie,
‘k zie Fgrootmoeder Gwere in mijn E7fantasie,
ik Amvlieg en ik vlam met mijn Gogen toe,
dien Fbril op mijn neuze, overGal naarCtoe,
zo Ampeis ik nooit meer op mijn Frimpelig Gvel,
mijn Dmstramme Fknoken en mijn anE7tiek moAmdel.
[Verse 7]
Als Amik dan later, o Gmensenlief,
uitDmeindelijk Fdoodga deE7finiAmtief,
leg Cmij dan maar zacht neer Gin mijn Amgraf,
en Fpak mij geGrust dienen E7bril maar af,
legt Amhem ergens in een verGloren gat,
want Fvroeg of laat ben ‘k Gzeker Cdat,
Amooit nog ne mens deur Fdienen Gbril,
Dmlevenslang Fnooit nie meer E7sterven Amwil