Toon Hermans - Ik ben een liedjesman

Ik ^Cdacht; mijn tijd is ^Com, ’t is mooi geweest, ^Dm7ik dacht: de stille trom is het ^Dm7eind van het feest; en ik ^Emdacht: ik zet geen voet meer op het to^Fneel, zo ^D7zie je maar, zo zie je maar: een ^G7sus4mens denkt veel te ^G7veel. Want op een ^Cdag zag ik weer een pi^Fano staan en die vond het ^D7stilaan tijd om weer eens naar Car^G7sus4ré te gaan. ^G7

Ik ben een ^Cliedjesman, ik ben een ^Cliedjesman, ik ben geen ^Cmens, ik ^Bb7ben geen ^A7mens als ik niet ^Dm7zingen ka^G7n; ik ben een ^Dm7liedjesman^G7, gewoon een ^Dm7liedjesman,^G6 en weet je, mensen, wat het ^Dm7mooiste is^G7: ik ^Cleef ervan.

Ik ben een ^Cliedjesman, ik ben een ^Cliedjesman, Em7-5 A7 Dm en ik sta hier weer omdat ik er niet buiten kan; en ik zing je een ^Fzo^Fmn die komt uit de ^Cna^Bb7cht,^A7 en ik zing je een ^D7maan die nog ouderwets ^G7sus4lacht. ^G7

Ik ben een ^Cliedjesman, ik ben een ^Cliedjesman, Em7-5 A7 Dm en geloof me maar, het is niet overdreven; jij bent de ^Fslippen van mijn jas, ^Fm jij bent de ^Csnaren op mijn ^Bb7contra^A7bas, ^Dm7jij, jij bent een ^C/Estuk van mijn ^Dm7le ^G7- ^Cven.