Reyer - Daar ruist langs de wolken

Daar ^Cruist langs de wolken een ^Flief'lijke ^CNaam, die ^Fhemel en ^Emaarde ve^Fren^Gigt te ^Czaam, ^G Geen ^Amnaam is er ^Emzoeter en ^Fbet^Ger voor 't ^Chart, ^G Hij ^Ambalsemt de ^Emwonden en ^Fheelt ^Galle ^Csmart. ^{G C}Kent ^Emgij, ^Fkent ^Fmgij, ^Cdie ^GNaam nog ^Cniet? ^G Die ^AmNaam draagt mijn ^EmHeiland, ^Fmijn ^Glust en mijn ^Clied!

Die ^Cnaam is naar waarheid mijn ^FJezus ook ^Cwaard, want ^FHij kwam om ^Emzalig te ^Fma^Gken op ^Caard; ^G zo ^Amlief had Hij ^Emzondaars, dat ^FHij ^Gvoor hen ^Cstierf, ^G ge^Amnade bij ^EmGod door Zijn ^Fzoen^Gbloed ver^Cwierf. ^{G C}Kent ^Emgij, ^Fkent ^Fmgij, ^Cdie ^GJezus ^Cniet, ^G die ^Amom ons te r^Emedden, de ^Fhem^Gel verl^Ciet?

Eens ^Dbuigt zich ook alles voor ^GJezus in 't ^Dstof en ^Gd' Engelen ^F#mzingen voort^Fdure^And Zijn ^Dlof. ^A O mo^Bmchten w' om ^F#mJezus ver^Gheer^Alijkt eens ^Dstaan, ^A dan ^Bmhieven wij ^F#mjuichend de ^Gjub^Aeltoon ^Daan: ^{A F}Jez^F#mus, oh ^GJez^Gmus, ^DUw ^Anaam zij ^Dd' eer,^A want ^BmGij zijt der ^F#mmensen en ^Geng^Aelen ^DHeer!

^FJez^F#mus, oh ^GJez^Gmus, ^DUw ^Anaam zij ^Dd' eer,^A want ^BmGij zijt der ^F#mmensen en ^Geng^Aelen ^DHeer!

want ^BmGij zijt der ^F#mmensen en ^Geng^Aelen ^DHeer!