Tuning: E A D G B E

[Intro] C G/C F/C x2 [Verse 1]

Hoe ^Cwonderlijk ^G/Cmooi is uw ^F/Ceeuwige ^CNaam. Ver^Am7borgen aan^C2/Gwezig deelt ^FU ^Dm7mijn ^Gsusbestaa^Gn. Waar ^Cik ben, bent ^G/CU: wat een ^F/Akostb^G/Baar ge^Cheim. Uw ^Fnaam is ‘Ik ^Gben’ ^Amen ‘^FIk ^F/Gzal er ^Csuszijn’.^C

[Verse 2]

Een ^Cboog in de ^G/Cwolken als ^F/Cteken van ^Ctrouw, staat ^Am7boven mijn ^C2/Gleven, zegt: ^FIk ^Dm7ben ^Gsusbij jo^Gu! In ^Ctijden van ^G/Cvreugde, ^F/Amaar ook ^G/Bvan ver^Cdriet, ben ^Fik bij U ^Gvei^Amlig, ^FU ^F/Gdie mij ^Csusziet. ^C

[Verse 3]

De ^Ctoekomst is ^G/Czeker, ja ^F/Ceindeloos ^Cgoed. Als ^Am7ik eens moet ^C2/Gsterven, als ^Fik ^Dm7U ont^Gsusmoet: ^G dan ^Cdroogt U mijn ^G/Ctranen, U ^F/Anoemt ^G/Bzelfs mijn ^Cnaam. U ^Fblijft bij mij ^GJe^Amzus, ^Flaat ^F/Gmij niet ^Csusgaan. ^C

[Instrumental] Am F x2 Am G/B C F2 x2 [Verse 4]

‘Ik ^Fben die Ik ^G/Fben’ is uw ^E/G#eeuwige ^Amnaam. On^Fnoembaar aan^C/Ewezig deelt ^DsusU ^Dmijn bes^Gtaan. Hoe ^Fadembe^G/Fnemend, ont^E/G#roerend dicht^Ambij: uw ^Fnaam is ‘Ik ^Gben’, ^Amen ‘^FIk ^G/Fzal er ^Czijn’.

[Instrumental] Am F x2 Am G/B C F2 Bm G x2 Bm A/C# D G2 [Verse 5]

O ^DNaam aller ^A/Dnamen, aan ^G/DU alle eer. Niets ^Bm7kan mij ooit ^Aschei^D/F#den van ^GJe^Em7zus mijn ^AsusHeer: ^A Geen ^Ddood en geen ^A/Dleven, geen ^G/Bmoeite ^A/C#of ^Dpijn. Ik ^Gzal eeuwig ^Azin^Bmgen, ^Gdicht ^G/Abij U ^Dsuszijn. ^D

[Verse 6]

‘Ik ^Gben die Ik ^A/Gben’ is uw ^F#/A#eeuwige ^Bmnaam. On^Gnoembaar aan^D/F#wezig deelt ^EsusU ^E/G#mijn bes^Ataan. ^D/F# Hoe ^Gadembe^A/G#nemend, ont^F#/A#roerend dicht^Bmbij: uw ^Gnaam is ‘Ik ^Aben’, ^Bmen ‘^GIk ^G/Azal er ^Dzijn’.

[Outro]

uw ^Gnaam is ‘Ik ^Aben’, ^Bmen ‘^GIk ^G/Azal er ^Dsuszijn’.^D

Opwekking - 770 - ik zal er zijn