Nielson - Hoe

^CEn ineens zag ik je^D lopen En ik da^Gcht Hoe-^Doe, Hoe-^Emoe ^CIk was meteen onderste^Dboven En jij om d^Ge Hoe-o^Dek, hoe-oe^Emk ^CEn we liepen samen verd^Der En ik dac^Ght Hoe-^Doe, Hoe-^Amoe Passen wij ineen^Gs zo Goe-oe^Dd, goe-oe^Amd. Bij elkaar en ik weet niet wat^G ik Doe-o^De, doe-o^Ame Hoe zijn we hier be^Cland Hoe-o^De, Hoe-o^Ge

^CEn vliegen door de da^Dgen En het voe^Glt Goe-o^Ded, goe-oe^Emd. ^CEn ik moet het eigenlijk niet vr^Dagen Maar wat nou als ik ^Ghet Doe-o^De doe-o^Eme ^CWil je samen verd^Der En ik dac^Ght Hoe-o^De, Hoe-^Amoe Passen wij ineens ^Gzo Goe-o^Ded, goe-oe^Amd. Bij elkaar en ik weet niet ^Gwat ik Doe-o^De, doe-o^Ame Hoe zijn we hier bel^Cand Hoe-o^De, Hoe-o^Ge

Hoe-o^De, Hoe-o^Ame Passen wij ineens^G zo Goe-oe^Dd, goe-o^Amed. Bij elkaar en ik weet niet wat ^Gik Doe-o^De, doe-^Amoe Hoe zijn we hier bel^Cand Hoe-o^De, Hoe-^Goe

En ik dac^Ght Hoe-^Doe, Hoe-^Amoe Passen wij ineen^Gs zo Goe-oe^Dd, goe-oe^Amd. Bij elkaar en ik weet niet wat^G ik Doe-o^De, doe-o^Ame Hoe zijn we hier be^Cland Hoe-o^De, Hoe-o^Ge