Misc Children - Het lelijke eendje

Wij hebben geen ^Eb/Dhond en wij ^Dhebben geen ^Eb7/Dkat, ^Dwij ^Cmzijn er te ^Fnauw voor be^Bbhuisd. Soms zeggen de ^A7/Bbmensen: wat ^Bbjammer is ^C#dim7/Bbdat. ^Bb7Dan ^E7zeg ik: dat ^Ais het nou ^Djuist: wij hebben een ^Gmbeestje dat buiten kan ^Eb/Cslapen Bb Cm7 F Bb D7 Gm Em7-5 D Bm7 het kan tegen ijzel en kou, 't is net of dat diertje voor ons is geschapen, zo ^Emvriendelijk is ^A7het en ^Dtrouw. ^D7

Wij ^Ghebben een ^Emeendje dat woont ^Cbij ons ^Amin, een ^Dlelijk klein eendje voor ^G't he^Cle ge^Dzin. En ^Galtijd ^Emgaat dat eendje ^Cmet ons me^Ame naar ^D't bos en de hei en de ^Gzee. Een ^Cbuiten^F#m7beentje, maar ^B7aardig en ^D7vief, ons ^A7lelijke ^Deendje, ^Glelijk maar ^Dlief. Wij ^Ghebben een ^Emeendje dat woont ^Cbij ons i^Amn, een ^Deendje voor 't hele ge^Gzin. ^D

Hij is niet zo ^Eb/Dfraai als de ^Dpoedel hier^Eb7/Dnaast, ^Dwij ^Cmhebben hem ^Fniet voor de ^Bbshow. En sommige ^A7/Bbburen die ^Bbkijken ver^C#dim7/Bbbaasd, ^Bb7ze ^E7vinden het ^Adier maar zo ^Dzo. Zij zouden zich ^Gmhaast voor dat eendje ge^Eb/Cneren. Bb Cm7 F Bb D7 Gm Em7-5 D Bm7 Wij trekken ons niets daarvan aan. Geen een ander dier zit zo goed in zijn veren, en ^Emkijk hem daar nou ^A7weer eens ^Dgaan. ^D7

Wij ^Ghebben een ^Emeendje dat woont ^Cbij ons ^Amin, een ^Dlelijk klein eendje voor ^G't he^Cle ge^Dzin. En ^Galtijd ^Emgaat dat eendje ^Cmet ons me^Ame naar ^D't bos en de hei en de ^Gzee. Een ^Cbuiten^F#m7beentje, maar ^B7aardig en ^D7vief, ons ^A7lelijke ^Deendje, ^Glelijk maar ^Dlief. Wij ^Ghebben een ^Emeendje dat woont ^Cbij ons i^Amn, een ^Deendje voor 't hele ge^Gzin. ^D

Hij hoeft praktisch ^Eb/Dnooit naar de ^Ddierenarts ^Eb7/Dtoe, ^Dhij ^Cmeet bijna ^Fniets, is nooit ^Bbziek. Je kunt altijd ^A7/Bbop hem ver^Bbtrouwen en ^C#dim7/Bbhoe, ^Bb7al ^E7is hij niet ^Aduur en niet ^Dsjiek. En 's zomers ^Gmdan gaan wij samen landen ont^Eb/Cdekken Bb Cm7 F Bb D7 Gm Em7-5 D Bm7 ver weg in een zonnig klimaat. Wij houden van vrijheid, van reizen en trekken, en ^Emvrijheid is waar ^A7het om ^Dgaat. ^D7

Wij ^Ghebben een ^Emeendje dat woont ^Cbij ons ^Amin, een ^Dlelijk klein eendje voor ^G't he^Cle ge^Dzin. En ^Galtijd ^Emgaat dat eendje ^Cmet ons me^Ame naar ^D't bos en de hei en de ^Gzee. Een ^Cbuiten^F#m7beentje, maar ^B7aardig en ^D7vief, ons ^A7lelijke ^Deendje, ^Glelijk maar ^Dlief. Wij ^Ghebben een ^Emeendje dat woont ^Cbij ons i^Amn, een ^Deendje voor 't hele ge^B7zin, ^E7 een ^Ameendje voor 't ^Dhele ge^Gzin.