Matthijn Buwalda - Slaapliedje

^AMag de deur op een ^Dkier?, ^Aanders is het zo ^Ddonker hier. ^F#mWachten op de ^Emorgen heeft nog ^Dnooit zo lang ge^Aduurd, ^Dvader blijft u heel dicht in de ^Ebuurt? het ^Dleven kijkt me aan vanaf de ^Akachel bij het raam, ^Dik hoor mijn geheimen lachen achter de gor^Esusdijne^En. ^{Esus E}

wees het ^Dlicht in de ^Egang, nu ik me ^Aklein voel en bang. wees de ^Dhand die mij ^Einstopt nu het ^Dleven me o^Epslokt. ^F#mwilt U bij me ^Eblijven tot de ^Deerste grote ^Agaap, ^Dwilt U bij me ^Eblijven tot ik ^Aslaap.

^AVader schijn ook uw ^Dlicht, ^Ain het donker dat ^Din mij zit. ^F#mik kan wel gaan ^Eslapen, maar mijn ^Dhart blijft uitge^Ablust, ^Dalleen in Uw armen vind ik rust. ^{E D}wat er is gebeurt heeft mijn ^Adromen vaak gekleurd mijn ^Dvieren en mijn falen blijven door mijn nachtrust ^Esusdwalen^E. ^{Esus E}

wees het ^Dlicht in de ^Egang, nu ik me ^Aklein voel en bang. wees de ^Dhand die mij ^Einstopt nu het ^Dleven me o^Epslokt. ^F#mwilt U bij me ^Eblijven tot de ^Deerste grote ^Agaap, ^Dwilt U bij me ^Eblijven tot ik ^Aslaap.

^AZing nog één keer da^Dt lied, ^AOver dat U van mij ^Dgeniet. ^F#mZing dat U al ^Evan mij hield, en ^Ddat U mij al ^Azag, ^DEeuwen lang voor ^Emijn geboorte ^Adag.