Kees Kraayenoord - Groot is uw trouw o heer

^DGroot is uw trouw, ^Ao Heer, ^Gmijn God en ^DVader. ^GEr is geen s^Dchaduw van ^Emomkeer bij ^AU. ^ABen ik ontr^Bmouw, ^GGij blijft ^Emimmer Dezelfde ^Gdie Gij steeds ^Dwaart, ^Gdat bew^Aijst Gij ook ^Dnu.

^DGij geeft ons v^Arede, ^Gvergeving van z^Donden, ^Gen uw n^Dabijheid, die ^Emsterkt en die ^Aleidt: ^AKracht voor van^Bmdaag, ^Gblijde hoop voor de ^Emtoekomst. ^GGij geeft het ^Dleven ^Gtot ^Ain eeuwighei^Dd.

^AGroot is uw ^Dtrouw, o Heer, ^Bmgroot is uw ^Emtrouw, o Heer, ^Aiedere ^Dmorgen aan ^Emmij weer betoon^Ad. ^AAl wat ik ^Bmnodig had, ^Ghebt Gij ^Emgegeven. ^GGroot is uw t^Gbmrouw, ^Go Heer, ^Aaan mij betoon^Dd.

^DZomer en ^Awintertijd, ^Gnajaar en ^Dvoorjaar ^GZon maan en ^Dsterren in ^Emhemelse ^Abaan ^ATonen zo ^Bmduid'lijk ^GUw Godd'lijke ^Emwijsheid, ^GUw grote ^Dtrouw die zal ^Dblijven bestaa^Dn.

^AGroot is uw ^Dtrouw, o Heer, ^Bmgroot is uw ^Emtrouw, o Heer, ^Aiedere ^Dmorgen aan ^Emmij weer betoon^Ad. ^AAl wat ik ^Bmnodig had, ^Ghebt Gij ^Emgegeven. ^GGroot is uw t^Gbmrouw, ^Go Heer, ^Aaan mij betoon^Dd.

^GGroot is uw ^Dtrouw ied're morgen opn^Aieuw ^GGroot is uw ^Dtrouw, U blijft altijd ^Adezelfde ^GGroot is uw ^Dtrouw die zal blijven b^Aestaan ^DGroot is uw trouw tot ^Ain ^Deeuwigheid

^AGroot is uw ^Dtrouw, o Heer, ^Bmgroot is uw ^Emtrouw, o Heer, ^Aiedere ^Dmorgen aan ^Emmij weer betoon^Ad. ^AAl wat ik ^Bmnodig had, ^Ghebt Gij ^Emgegeven. ^GGroot is uw t^Gbmrouw, ^Go Heer, ^Aaan mij betoon^Dd.