Jan Smit - Midden in de winternacht

^DMidden in de winternacht, gi^Dng de h^Gemel o^Apen.^{D D}Die ons heil der wereld bracht,^D antwoord ^Gop ons ^Ahopen^{D Dsus4}Elke vo^Dgel z^Gingt zijn li^Ded, ^Dsus4herders ^Dwaarom ^Gzingt gij n^Diet ^DLaat de citer^Gs sl^Daan, ^Dblaast de flu^Giten aa^Dn L^Daat de bel, laat de trom, laat de beltrom h^Goren, ^{D D}Christus ^Gis ^Agebore^Dn!

^DVrede was er overal, ^Dwilde d^Gieren k^Awame^Dn ^DBij de schapen in de stal, ^Den zij ^Gspeelden ^Asame^Dn. ^Dsus4Elke vo^Dgel z^Gingt zijn li^Ded, ^Dsus4herders ^Dwaarom ^Gzingt gij n^Diet ^DLaat de citer^Gs sl^Daan, ^Dblaast de flu^Giten aa^Dn L^Daat de bel, laat de trom, laat de beltrom h^Goren, ^{D D}Christus ^Gis ^Agebore^Dn!

^DOndanks winter sneeuw en ijs ^Dbloeien ^Gde b^Aomen^D, ^Dwant het aardse paradijs ^Dis vann^Gacht ge^Akome^Dn. ^Dsus4Elke vo^Dgel z^Gingt zijn li^Ded, ^Dsus4herders ^Dwaarom ^Gzingt gij n^Diet ^DLaat de citer^Gs sl^Daan, ^Dblaast de flu^Giten aa^Dn L^Daat de bel, laat de trom, laat de beltrom h^Goren, ^{D D}Christus ^Gis ^Agebore^Dn!

^DZie daar staat de morgenster, ^Dstralend ^Gin het d^Auiste^Dr ^DWant de dag is niet meer ver, ^Dbode ^Gvan de ^Aluister^{D Dsus4}Die ons ^Dweldra ^Gop zal ga^Dan, ^Dsus4herders ^Dblaast uw f^Gluiten a^Dan ^DLaat de bel b^Gim-b^Dam, ^Dlaat de trom r^Gom-bo^Dm ^DKere om, kere om, laat de bel-trom h^Goren^{D D}Christus ^Gis geb^Aoren^D!