Herman van Veen - Wie

W^Amie heeft de zon uit jouw ge^E/G#zicht gehaald W^Gie heeft het l^D/F#icht in j^Fou ged^Eoofd W^Amie heeft je rooie wangen b^E/G#leek gemaakt W^Gie joeg d^D/F#romen u^Fit je h^Eoofd

^FWie brak jouw ^Gkleine hart ^CKleurde je ^Fogen zwart W^Fie is niet n^Cagek^Gomen w^Amat hij h^D/F#eeft bel^E/G#oofd

W^Amie heeft het lachen in jouw k^E/G#eel gesmoord ^GHeeft je ^D/F#vuisten z^Fo geba^Eld ^AmWie heeft dat onbevangen k^E/G#ind vermoord ^GDat altij^D/F#d opsta^Fat als ^Ehet valt

^FWie boog jouw ^Grechte rug ^CTrapte je ^Fspeelgoed stuk W^Fie brak jouw v^Cleugels i^Gn de v^Amreugde v^D/F#an een v^E/G#lucht

^AmWie is er zo aan jou voor^E/G#bij gegaan ^GWie verraadt h^D/F#ier jo^Fuw gelo^Eof ^AmWie hield zich voor het kraaien ^E/G#van de haan ^GNa de ^D/F#derde k^Feer nog d^Eoof

^FWie is het die ve^Grgat ^CDat jij de toek^Fomst had ^FWie heeft jou n^Cet als ^Gik T^Ame weinig^D/F# lief ge^E/G#had

^FWie heeft jou ^Cnet als ^Gik T^Ame weinig^D/F# lief geh^E/G#ad