Guus Meeuwis - Zonder jou

^Gm7Je bent de morgen m’n zonsopkoms^Bbadd2t ^Ebzin in een nieuwe dag, de kus op^Dm7 elke wond ^Gm7je hebt een glimlach die m'n zorgen verk^Bbadd2leind ^Eballes smelt als ^Dm7jij verschijnt

^Gm7door jou ogen zie ik altijd wel ^Bbadd2iets ^Ebiets wat ik zonder jou^Dm7 niet zie ^Bbzo bijzonder, je^Dm7 geeft me zomaar dat wa^Gm7t ik zelf niet heb ^C7

^Dmzonder jou ben ik nog maar de he^Cadd2lft, van de helft van de rest van mij^Dm, gaat niets zomaar vanzel^Cf, zomaa^Amr zonde^A7/C#r jou ^Dmben ik n^Fog maar^Bb de hel^Cft, zon^Dmder jou^C de hel^Bbft, de helft van mij.

^Dm7je bent bij me gaat je eigen weg^{F Bb}weet wat ik wil zelfs als i^Amk iets anders zeg ^Dm7weet wie ik ben, kijkt dwars door me hee^Fn ^Bbnet goed voor mij dat zag ik nie^Am7t meteen ^Fmaar jij bleef bij me, g^Amaf me zomaar wa^Dm7t ik nodig had.^G

^Dm7zonder jou ben i^Fk nog maar de h^Bbelft, ^Cvan de helft van de rest van mij, ^Dmgaat niets zomaa^Fr v^Bbanzel^Cf, zomaar zon^Amder jou^{A7/C# Dm}ben ik^F nog maar^Bb de helft, ^Czon^Dmder jou^C de hel^Bbft, de helft van mij. F Bb

^Dm7en ik beloo^Gm7f je, heel m^C'n leve^Bbn, je bent die en^Dm7e, grote l^Gm7iefde voor alti^Cjd

^Dm7zonder jou ben ik nog ma^Bbar de helft^C, van de helft van de rest van mij^Dm, gaat nie^Fts zomaa^Bbr vanze^Clf, zom^Amaar zon^A7/C#der jou^Dm ben ik n^Fog maar ^Bbde helf^Ct, ^Dmzonder j^Cou de h^Bbelft, de helft van mij. ^Dmzonder j^Cou de h^Bbelft, de helft ^Bb/Cvan mij. ^F