Guus Meeuwis - Zij is alles

Haar ^Cbroek is strak, haar ^Ghaar is blond, een ^Cmooie ^Gglimlach ^Com haar ^Dmond. Haar ^Cbenen lang, haar ^Gschouders bloot, haar ^Amlippen ^Gvol en ^Cdonker^Drood Ze ^Cheeft het lijf van ^Geen godin, ze ^Cis het ^Geinde, ^Chet be^Dgin, haar ^Cogen zeggen ^Gwat ze voelt, ze is ge^Cwoon^G (ze is ge^Cwoon^D) voor ^Cmij b^Dedoeld.

^GJa ^Czij is ^Dalles, ^Amalles wat een man zich maar ^Cwensen ^Dkan. ^GJa ^Czij is ^Dalles, wat mij door ^Amhaar is overkomen over^Bmtreft m'n mooiste dromen en ik ^Cword er zo ver^Ddomd gelukkig ^Gvan. ^{G G}

Is ^Czij bij mij, is ^Galles goed, ik ^Cweet niet ^Gwat ze ^Cmet me ^Ddoet, ze ^Ckijkt me aan , ze ^Gstreelt m'n wang, dit ^Amis zo ^Gprachtig, het ^Cmaakt ^Dme bang. Ze ^Cheeft de air van ^Geen vorstin, ik ^Cben ver^Gkocht, ze ^Cpakt me ^Din. M'n ^Cogen zoeken ^Gdie van haar en ^Cvrag^Gen (en ^Cvrag^Den) is dit ^Cwerkelijk^D waar?

^GJa ^Czij is ^Dalles, ^Amalles wat een man zich maar ^Cwensen ^Dkan. ^GJa ^Czij is ^Dalles, wat mij door ^Amhaar is overkomen over^Bmtreft m'n mooiste dromen en ik ^Cword er zo ver^Ddomd gelukkig ^Gvan. ^{G G}

Ze ^Czit voortdurend ^Gin m'n kop, ik ^Cga vol^Gledig ^Cin haar ^Dop. Ik ^Cfluister zacht als ^Gik haar wek, blijf ^Ambij mi^Gj ^{C D} of ^Amik wordt ^Dgek.

^GJa ^Czij is ^Dalles, ^Amalles wat een man zich maar ^Cwensen ^Dkan. ^GJa ^Czij is ^Dalles, wat mij door ^Amhaar is overkomen over^Bmtreft m'n mooiste dromen en ik ^Cword er zo ver^Ddomd gelukkig ^Gvan.

Bij ^Chaar kan ik ^Gmezelf kwijt, ze ^Amis gewoon, ^Amis gewoon, ^Cis gewoon een ^Amwereld^Dmeid.

^GJa ^Czij is ^Dalles, ^Amalles wat een man zich maar ^Cwensen ^Dkan. ^GJa ^Czij is ^Dalles, wat mij door ^Amhaar is overkomen over^Bmtreft m'n mooiste dromen en ik ^Cword er zo ver^Ddomd gelukkig ^Gvan. ^G

^GJa ^Czij is ^Dalles, ^Amalles wat een man zich maar ^Cwensen ^Dkan. ^GJa ^Czij is ^Dalles, wat mij door ^Amhaar is overkomen over^Bmtreft m'n mooiste dromen en ik ^Cword er zo ver^Ddomd gelukkig ^Gvan. ^G gelukkig van gelukkig ^Gvan.