Ik word w^Dakker met gel^Bmuk in mijn l^Aijf Deze ^Dochtend vergeet ik voor ^Bmeven de t^Aijd. De m^Gist aan de grond, mijn h^Aaar in de war D^Gaar is de zon, ^A- man wat een d^Dag.^Bm ^A

V^Doeten op de vloer, nog v^Bmochtig en k^Aoud De b^Dlik in jouw ogen, ^Bmalles vertr^Aouwd. De b^Gomen, de vogels, een bl^Aoem in de wei ^GAlles in bloei, - mijn l^Aief dicht bij m^Dij.^G ^D

Laat onze dr^Gomen nu maar ^F#mkomen G^Bmeef me maar je ^F#mhand. Deze m^Gooie dag bel^Doven Liefde h^Gangt boven het l^Aand. Zo m^Gooi, zo ^F#mmooi, zo ^Gonvoors^Bmtelbaar m^Dooi ^GAlles wat ik z^Aoek, zal ik h^Gier v^Dinden.^Bm ^A ^A ^D ^Bm ^A

De ^Dochtend, de middag, ze ^Bmkussen elk^Aaar De l^Dente kriebelt z^Bmacht door mijn h^Aaar En ^Gik haal een fles en j^Aij pakt een glas En j^Gij kent de reden, dus het k^Aomt wel van p^Das (z^Geg je) ^D

Laat onze dr^Gomen nu maar ^F#mkomen G^Bmeef me maar je ^F#mhand. Deze m^Gooie dag bel^Doven Liefde h^Gangt boven het l^Aand. Zo m^Gooi, zo ^F#mmooi, zo ^Gonvoors^Bmtelbaar m^Dooi ^GAlles wat ik z^Aoek, zal ik h^Gier v^Dinden.^Bm ^A ^A ^D ^Bm ^A

J^Gij fluistert z^F#macht, nieuw l^Bmeven, nieuw l^F#micht. D^Gat verklaart die g^Dlimlach op ^Bmjou gez^Aicht. ^GIk schreeuw het ^F#muit, nieuw l^Geven, n^Bmieuw l^Dicht. D^Gat verklaart de g^Em/F#limlach. ^G ^Em ^Em/F# ^G ^A

Laat onze dr^Gomen nu maar ^F#mkomen G^Bmeef me maar je ^F#mhand. Deze m^Gooie dag bel^Doven Liefde h^Gangt boven het l^Aand. Zo m^Gooi, zo ^F#mmooi, zo ^Gonvoors^Bmtelbaar m^Dooi ^GAlles wat ik z^Aoek, zal ik h^Gier v^Dinden.^Bm ^A ^A ^D ^Bm ^A

^GAlles wat ik z^Aoek, heb ik h^Gier gev^Donden.

Guus Meeuwis - Alles wat ik zoek