Eefje de Visser - Lise

^Amlise kijkt naar buiten en ze ^Dmzegt: er leeft ook nog van alles in de ruimte ^Amergens in de ^Gruimte loopt nog wat ^Cvriendelijks ro^Gmnd en wat ons^Fchuldigs en straks ^Gloopt ze rondjes ^Fom de bomen

^Amlise kijkt naar buiten en ze ^Dmdroomt: we ^Amwandelen voor^Dmzichtig door de ^Ambossen^{Dm Am}ergens in de ^Gstruiken vind ik iets ^Chulpeloos kl^Gmeins ik vind iets r^Fusteloos gr^Dmoots misschien wat ^Bbonbedoeld ^Dmvreemds

^Chier n^Bbiet, i^Ck g^Geef e^Cen f^Bbeest ik s^Fmluit m^Ebe o^Dbp, ik d^Craa^Bbi me o^Dmm- ^Cdat ^Bbom, ^Cwat ^Ghoe, ^Cwaar^Bbom, ik dr^Fmaai ma^Ebar wa^Dbt pl^Caa^Bbtjes ro^Dmnd

^Amlise kijkt naar buiten en ze ^Dmdenkt: er zwemt ook nog van ^Amalles onder ^Dmwater ^Amonder water ^Gademen ^Cwezens van ^Gmvlees er leven b^Feestjes met b^Dmloed en zonder ^Bbziel maar met ^Dmlust

^Cen h^Bbier ^Cgee^Gft ik ^Ceen ^Bbfeest ik s^Fmluit ^Ebme ^Dbop, ik ^Cdra^Bbai me ^Dmom- ^Cdat ^Bbom, ^Cwat ^Ghoe, ^Cwaar^Bbom, ik d^Fmraai m^Ebaar ^Dbwat een p^Cla^Bbatje de ^Dmstad ^Ceen s^Bbtrand, e^Cen b^Gerg, ^Ceen ^Bbzee kom ^Fmop, ^Ebkom ^Dbmee, doe ^Cwa^Bbt zeg ^Dmiets ^Cpak v^Bbast, p^Cak v^Gast, ^Chier ^Bbniet ik ^Fmgeeft ^Ebeen ^Dbfeest en ^Cdr^Bbaai

^Dmdra^Amai ^Dmdra^Amai ^Dmdra^Amai ^Dmdra^Amai Dm Am Dm Am Dm Am Dm Am