Tuning: E A D G B E

[Intro] Dm Bb Gm C7 [Verse 1]

^FNiemand ter aarde ^Dmweet hoe het ^Bbeige^Gmlijk ^C7begon ^FHet droevige ver^Bbhaal ^Gmvan de ^C7nozem en de ^Fnon ^DmVan de ^Bbnoz^Gmem ^C7en de ^Fnon

[Verse 2]

^FVroeg in het voor^Dmjaar ont^Bbmoetten ^Gmze ^C7elkaar ^FHij keek in haar ^Bbogen en ^Gmtoen ^C7was de liefde ^Fdaar ^DmJa, toen ^Bbwas ^Gmde ^C7liefde ^Fdaar

[Verse 3]

^FSterk is de ^Dmliefde, ^Bbtijde^Gmlijk ^C7althans ^FDe non vergat haar ^Bbplichten en ^Gmzelfs ^C7haar ^Frozenkrans ^DmZe ver^Bbgat ^Gmhaar ^C7rozenk^Frans

[Verse 4]

^FMet zijn zonne^Dmbril en ^Bbzijn ^Gmnauwe ^C7pantalon ^FVerwekte onze ^Bbnozem de ^Gmhartstocht ^C7van de ^Fnon ^DmJa, de ^Bbhart^Gmstocht ^C7van de ^Fnon

[Verse 5]

^FHet is wel te beg^Dmrijpen, ^Bbhet gebeurt ^Gmtoch elke ^C7dag ^FDe nozem was ver^Bbloren ^Gmtoen hij ^C7in haar ogen ^Fzag ^DmToen hij ^Bbin ^Gmhaar ^C7ogen ^Fzag

[Verse 6]

^FZe liepen in het plant^Dmsoen ^Bbin de ^Gmprille ^C7lentezon ^FEn kussen bij de ^Bbvleet ^Gmkreeg de ^C7nozem van de ^Fnon ^DmKreeg de ^Bbnoz^Gmem ^C7van de ^Fnon

[Verse 7]

^FEen zekere juffrouw ^DmJanssen s^Bbloeg hen ^Gmgade door de ^C7ruit ^FZe wist niet wat ze ^Bbzag ^Gmen haar ^C7ogen puilden ^Fuit ^DmJa, haar ^Bboge^Gmn p^C7uilden ^Fuit

[Verse 8]

^FEen zekere heer ^DmPieterman ^Bbkeek neer ^Gmvan zijn ^C7balkon ^FHij keek stomver^Bbbaasd ^Gmnaar de ^C7reacties van de ^Fnon ^DmDe ^Bbreact^Gmies ^C7van de ^Fnon

[Verse 9]

^FLeve de ^Dmliefde, ^Bbzei ^GmPieterman ^C7galant ^FMaar juffrouw ^BbJanssen, ^Gmdie ^C7belde naar de ^Fkrant ^DmJa, die ^Bbbel^Gmde ^C7naar de ^Fkrant

[Verse 10]

^FMaar daar dacht ^Dmeenieder ^Bbdat ze ^Gmhet maar ^C7verzon ^FDus ging ze naar de ^Bbkapelaan en ^Gmverklikte ^C7daar de ^Fnon ^DmEn ver^Bbklik^Gmte ^C7daar de ^Fnon

[Verse 11]

^FDat, zei de kape^Dmlaan, ^Bbis weer ^Gmdes duivels ^C7werk ^FZo gauw ik er niet bij ^Bbben, ^Gmbelazert ^C7hij de ^Fkerk ^DmDan bel^Bbaze^Gmrt ^C7hij de ^Fkerk

[Verse 12]

^FDankzij juffrouw ^DmJanssen ^Bben ^Gmde kape^C7laan ^FMaakte de politie ^Bber ^Gmeen ^C7einde ^Faan ^DmJa, er ^Bbkwam ^Gmeen ^C7einde ^Faan

[Verse 13]

^DmWant ze liepen nam^Dmelijk ^Bbzomaar ^Gmop het ^C7gras ^FEn de politie ^Bbzei ^Gmdat dat ^C7verboden ^Fwas ^DmDat het ^Bbgras ^Gmverb^C7oden ^Fwas

[Verse 14]

^FDe non en de ^Dmnozem, ^Bbdie gingen ^Gmop de ^C7bon ^FEen schop kreeg de ^Bbnozem, ^Gmde ^C7zenuwen de ^Fnon ^DmJa, de ^Bbzenu^Gmwen ^C7de ^Fnon

[Verse 15]

^FNiet om het een of ^Dmander, ^Bbmaar omdat ^Gmhet niet ^C7kon ^FEindigde de ^Bbliefde ^Gmvan de ^C7nozem en de ^Fnon ^DmVan de ^Bbnoz^Gmem ^C7en de ^Fnon

[Verse 16]

^FVolgens Arist^Dmoteles ^Bbweegt een ^Gmzoen niet ^C7zwaar ^FLetterlijk uits^Bbtekend, ^Gmfiguurlijk ^C7zelden ^Fwaar ^DmVraag de ^Bbnon ^Gmer ^C7maar eens ^Fnaar

Cornelis Vreeswijk - De nozem en de non