Clouseau - Zij is van mij

^F#mIk zag haar staan, ^Ez' had van die mooie ^Aogen ^F#mZe keek naar mij en ^Eze lachte, ze ging met me ^Dmee ^F#mMaar toen kwam jij, e^En zij was betove^Ard ^F#mHet moet gedaan zijn, ^Dhier is geen plaats voor ons t^Ewee

^AWant zij is van mij ^DJe denkt dat ze van jou is Maar ze^A is van mij

Je^D denkt dat ze van jou is maar ^FVerdomme, verdomme, ve^Grdomme Ze is van ^Amij

^F#mGisteren zei ze nog: j^Ee bent m'n kleine ve^Antje ^F#mOh, maar blijkbaar ben ik niet ^Ede enige Die dat van haar h^Doort ^F#mWat heb jij dan meer, i^Ek zou het willen w^Aeten ^F#mWant haar spelletje met ^Djou, dat gaat maar v^Eoort

^AZij is van mij ^DJe denkt dat ze van jou is maar ze ^Ais van mij

^DJe denkt dat ze van jou is maar ^FVerdomme, verdomme, v^Gerdomme Ze is van m^Aij

^EZe lacht naar jou, k^Anipoogt naar mij ^EZe maakt ons gek, ^Aallebei, ^Djij en ik ^FIk en j^Gij ^EIk lig te woelen in^A mijn slaap ^EZe zet ons alletwe^Ae voor aap en ^Dtoch ^FEn to^Gch... He^Eb jij met haar niks te maken

^AZij is van mij ^DJe denkt dat ze van jou is maar ze ^Ais van mij

^DJe denkt dat ze van jou is maar ^FVerdomme, verdomme, v^Gerdomme Ze is van m^Aij

^AWant zij is van mij ^DJe denkt dat ze ven jou is maar ze^A is van mij

^DJe denkt dat ze van jou is maar ^FVerdomme, verdomme, ^Gverdomme Ze is van ^Amij