Clouseau - Anne

'^Ems Morgensvroeg ik breng het ontbijt naar de kame^Cr H^Emet is nog donker en jij ligt nog wat te slape^Cn J^Ame ene been hangt uit^G het bed je hare^Fn door elkaar ^G En ik ge^Amef je 'n zoen op^G je neusje maar je word^Ft het niet gewaar ^G

An^Cne als ik jou^G zie ben ik niet^F meer bij te sturen^G An^Cne die momen^Gten zouden eeuwi^Fg......moeten blijven dure^Gn

J^Eme drinkt je koffie en begint zachtjes wat te pra^Cten J^Eme kan 't niet laten en toch moet je even gape^Cn M^Amaar het is zondag du^Gs hoeven we vand^Faag toch niets^G te doen We duike^Amn terug de laken^Gs in en we vrijen tot d^Fe noen ^G

A^Cnne als ik jo^Gu zie ben ik nie^Ft meer bij te sture^Gn An^Cne die momen^Gten zouden eeuwi^Fg......moeten blijven dure^Gn

J^Fe vlijt je zachtjes tegen me aan^C je hoofdje in mijn zij En dan we^Dmet ik dat je van ^Fme houdt en^Am.....^G.dat maakt me blij^{Dm Em}

Ann^De als ik j^Aou zie ben ik ^Gniet meer bij te s^Aturen Ann^De die mome^Anten zouden ^Emeeuwig moeten blij^Gven dur^Aen

Ann^De als ik jo^Au zie ben ik n^Giet meer bij te stur^Aen Ann^De die mome^Anten zouden ^Emeeuwig moeten blij^Gven dur^Aen

Ann^De als ik jo^Au zie ben ik n^Giet meer bij te stur^Aen Ann^De die momen^Aten zouden eeu^Emwig moeten blij-ij^G-ven Anne ^D