Bram Vermeulen - Rode wijn

Het ^Gbed is ‘^Cs-nachts maa^Dr half be^Gslapen, de helft van mij^Cn boeke^D7n nam z^Ge mee De h^Gelft van mijn sal^Baris is ^B7ruim vol^Emdoende, ^Cslapen doe ik ^D7nu voor ^Gtwee

-

^C De ^Gplaten waren ^Callem^Daal van ^Gmij, ik draai ze ^Cnet zo hard ^D7 ik ^Gkan ^GDe tele^Bvisie ^B7mocht ze ^Emhouden, al^Csof ik niet ^D7zonder ^Gkan

^GWat een bes^Ctaan, wat een ^B7luizen^Emleven, het kan niet ^Cstuk, ^Dwat een ge^Gluk ^GRode ^Cwijn, ^Grode ^Cwijn, ^Gkom ^Dlaat ons ^D7vrolijk ^Gzijn ^GRode ^Cwijn, ^Grode ^Cwijn, ^Gkom ^Dlaat ons ^D7vrolijk ^Gzijn

^GIk drink me ^Celke avond ^Deen be^Groerte, en eten heb ik ^Cweken ^D7niet ge^Gdaan Ik ^Gpis weer net als ^Bvroeger ^B7in de ^Emwasbak, ^Cslapen doe ik ^D7met m’n klere^Gn aan

^GWat een bes^Ctaan, wat een ^B7luizen^Emleven, het kan niet ^Cstuk, ^Dwat een ge^Gluk ^GRode ^Cwijn, ^Grode ^Cwijn, ^Gkom ^Dlaat ons ^D7vrolijk ^Gzijn ^GRode ^Cwijn, ^Grode ^Cwijn, ^Gkom ^Dlaat ons ^D7vrolijk ^Gzijn

^CIk ben niet ^B7meer gewend aan ^Emstilte, ^Cen zeker ^B7niet zo ^Emlang ^CDe vrijheid ^B7die ik terug wou ^Emhebben maakt me eigenlijk ^Cbang

-

^D

^GToch is het ^Cniet dat ^Dik haar ^Gmis, ‘t is on^Cgewoon, no^D7g even ^{G G}niemand, ^Bniemand heeft ^B7zich ver^Emgist, ‘t i^Cs wennen aan mij^D7n eige^Gn l^Ceven

^GEen keuken v^Col met ^Dvuile ^Gglazen, het kan al^Cleen maar ^D7beter ^Ggaan ^GWie heeft er ^Bmeubels of gord^B7ijnen ^Emnodig, ik ^Cbegin van ^D7voor af ^Gaan

^GWat een bes^Ctaan, wat een ^B7luizen^Emleven, het kan niet ^Cstuk, ^Dwat een ge^Gluk ^GRode ^Cwijn, ^Grode ^Cwijn, ^Gkom ^Dlaat ons ^D7vrolijk ^Gzijn ^GRode ^Cwijn, ^Grode ^Cwijn, ^Gkom ^Dlaat ons ^D7vrolijk ^Gzijn