Boudewijn de Groot - Niemandsdorp

^DmEr loopt een pad naar Niemandsdorp ^CEen pad dat ik ooit heb genomen ^A7Ik ging er naartoe en het scheelde niet veel Of ik wa^Dms nooit meer terug gekomen ^A#Er wonen daar mensen maar^C niet zoveel Ze heb^Aben het niet zo op ^Dmvreemden E^A#én nieuw gezicht vinden zij al te veel ^AVolgens mij zijn het ontheemden

Want het p^Dmrille begin van Niemandsdorp Ligt in^C lang vervlogen tijden Toen de ^Awereld nog groter was dan men wist En het l^Dmot ons leven moest leiden Er lo^A#opt een weg heen en er loopt e^Cen weg terug Maa^Ar het zijn twee verschillende^Dm wegen Zo k^A#om je elkaar nimmer onderweg Maar allee^An in Niemandsdorp tegen

^A#Het leven is goed in Niem^Fandsdorp Kreeg^A ik mijn leven lang te ^Dmhoren Het^A# leven is goed in Niem^Fandsdorp Maar ^Aalleen als je er bent ^Dmgeboren

^DmIk kwam eraan op een zomerse dag Ee^Cn tas met alleen maar wat kleren Ik was ^Amoe van de reis maar er was geen hotel Geen ^Dmidee waar ik kon logeren Zo d^A#waalde ik rond en i^Cn iedere straat Werden^A deuren en ramen ges^Dmloten ^A#Spelende kinderen werden binnen geroepen ^AmHonden werden terugg^Aefloten

^DmEven buiten het dorp stond een boer bij een hek En^C ik vroeg heeft u een plek om te slapen? Hij^A wiste het zweet vanonder zijn pet Keerde^Dm zich om en liep terug naar zijn schapen ^A#Vandaar riep hij nog ^CIk weet niet wat u hier zoekt Maar wij h^Aebben het hier niet zo op v^Dmreemden ^A#De duisternis viel toen ik terugliep naar het dorp De m^Dmist zweefde over de he^Aemden

^A#Het leven is goed in Niem^Fandsdorp Kreeg^A ik mijn leven lang te ^Dmhoren Het^A# leven is goed in Niem^Fandsdorp Maar ^Aalleen als je er bent ^Fgeboren

^GmHet dorp was stil, nergens sc^Dheen licht Er hing een dichte mist in de straten Toch vo^Gmelde ik dat er op mij werd gelet Achter de l^Duiken hield men mij in de gaten ^DmNergens een herberg en nergens een hotel Slechts een^C kroeg met een bord 'De drie wijzen' ^ADe deur was op slot en ik vroeg me af waarom Ik had ^Dmbesloten naar dit dorp af te reizen

^A#Zoekend in een mistige duisternis ^CMerkte ik dat al^Ale straten doodlope^Dmnd waren ^A#Het idee hier voorgoed te moeten blijven Begon me ^Dmlangzaamaan zorgen te ^Abaren

Pas ^Dmtoen het morgen werd en de mist was verdwenen Zag ik ^Cnergens meer huizen of straten Ik^A7 had een uitweg gevon^Aden naar het glooiende land En ui^Dmteindelijk Niemandsdorp verlaten ^A#Terwijl ik besefte dat het duide^Clijk was Dat ik ^Ame in mijn reisdoel had ver^Dmgist ^A#Keek ik om en ver aan de horizon ^DmLag Niemandsdorp nog steeds in de^A mist

^A#Het leven is goed in Niem^Fandsdorp Kreeg^A ik mijn leven lang te ^Dmhoren Het^A# leven is goed in Niem^Fandsdorp A Am A Maar alleen -------

^A#Het leven is goed in Niem^Fandsdorp Kreeg^A ik mijn leven lang te ^Dmhoren Het^A# leven is goed in Niem^Fandsdorp Maar ^Aalleen als je er ben^Ft geboren ^{G F}