Boudewijn de Groot - Maar niet heus

^EPlatgebrande ^Dakkers ^AHonger in het ^Eland In zijn pa^Eleis slaapt de dict^Dator Zonder ^Ahart, zonder vers^Etand 'T was voor het ^Gwelzijn van het ^Avolk Hij ^Bmhad geen andere ^Dkeus Maar in blauwe ^Gletters op zijn ^F#mvoorhoofd Maar niet ^Eheus ^E

^EBommen op de ^Dsteden ^AGifgas in de ^Elucht Dode ^Ekinderen in de ^Dstraten Na een ^Auitzichtloze ^Evlucht De ^Gleider van het ^Aland Een rode ^Bmzakdoek tegen zijn ^Dneus Weet van ^Gniets Maar op zijn ^F#mvoorhoofd ^{C B} Maar niet ^Eheus

Maar niet ^Gheus Maar niet ^Aheus Maar niet ^Eheus

Ze sturen ^Ekinderen met ^Dbommen Mee^Adogenloos op ^Epad Om ^Edood en verderf te ^Dzaaien In het ^Acentrum van de ^Estad Een parad^Gijs met lieve ^Amaagden Bel^Bmoven ze gene^Dreus Maar op hun ^Gvoorhoofd staat gesch^F#mreven ^{C B} Maar niet ^Eheus

Ze ^Eweten van niets Je ^Dweet hoe dat gaat De ^Aschuld van een ander Dus ^Cdaar zit het kwaad Prin^Ecipes, idealen Re^Dligie, mooie verhalen Maar ^Cmacht en geld

Is ^Dwaar het uit^Beindelijk om ^Egaat ^E C D C D Bm

Als Sint ^EPieter me zal ^Dvragen Hoe ^Ais het daar ^Ebenee En ik zeg ^Ezonder blikken of ^Dblozen ^AAlles is pais en ^Evree Dan ^Ghoor ik achter de ^Ahemelpoort ^Bmgalmen en ook niet ^Dheus Een ^Gengelenkoor dat ^F#mjubelt Maar niet ^Eheus Maar niet ^Gheus Maar niet ^Aheus Maar niet ^Eheus