Boudewijn de Groot - Eva

^AmIk houd de wereld in mijn h^Emand, ^{A# Am}het glazen ei vol land en w^Emolken.^A# Am G C-Fmaj9-C Ik zal de hemel gaan bevolken, ik roep de va^Grens uit het za^Amnd. ^G C A D-Dsus4-Bm7 Ik schud de apen uit mijn mouw, de spikkelp^Banters en de mi^Eeren, ^Chet blauw k^Donijn, de krabbeld^Gieren. Ik strooi t^Copaas, ^Fmaj7azuur en da^Euw. ^{E7 Am}Ik weet nu dat ik alles k^Eman. ^{A# Am}Ik ken de dieren aan hun ^Emvel, ^{A# Am}de vogels aan h^Gun notenspe^Cl G Am G-C-Fmaj9-C en ik geef namen aan de man.

De v^Cerf die ik mo^Em7rste, ^Amvliegt plotseling in b^Grand^C, Cmaj7 G C-Cadd9 't pallet valt vlammend uit mijn hand. De a^Farde zwaait op^Gen, ^Cik zie haar lo^Empen ^Amin mijn e^Fmaj7igen groene g^Emras. Wil ^Cjij soms wit we^Em7zen ^Amdat ik je ni^Get k^Cen Cmaj G C-Cadd9 en dat ik niet almachtig ben. Je ^Fwilt me verg^Geten, ^Cmijn vruchten ^Emeten en ^Amme bedriegen ^Cmet je ^Emman.

^AmHier in je lichaam van alb^Emast ^{A# Am}zie ik de roze vlammen bra^Emnden ^A# Am G C-Fmaj9-C en wat je wilt valt in je handen, je hebt m^Gijn wereld aange^Amtast. ^G C A D-Dsus4-Bm7 Daar sluipt de groen gevlekte kat en heeft de ^Bmerel al te gr^Eazen, ^Cde legu^Daan gaat bellen bl^Gazen, kruipt op v^Cijf pote^Fmaj7n over het ^Epad. ^{E7 Am}De vleesboom rijst het water ^Emuit ^{A# Am}en rinkelt met zijn glazen s^Emnaren.^{A# Am}Er zit in de kri^Gstal pila^Cren G Am G-C-Fmaj9-C een uil die schuine liedjes fluit.

Hie^Cr sta ik voor ^Em7zot ^Amin mijn kamer^Gjapo^Cn, Cmaj7 G C-Cadd9 ik dacht wel dat ik alles kon. En ^Fben ik verdw^Genen ^Cdan komt op zijn ^Emtenen ^Amde engel ^Fmaj7met het grote ^Emmes.