Boudewijn de Groot - De dagen zijn geteld

^F#mGisteren was een sol^Edaat een held van^Adaag worden ^Ddoden met ^Gtranen ge^F#mteld ^F#mGisteren was een ^Eoorlog een spel en al^Aleen voor het ^Dvolk een ^Gbloedige ^F#mhel We ^F#mvochten in Atjeh voor ^ENederlands eer maar de ^Awereld van ^Dnu begrijpt dat niet ^C#meer

want de ^F#mdagen zijn ge^Eteld de ^Adoden zijn be^Ggra^F#mven

^F#mOudere mensen^E klagen vaak: voor ^Ahun was de ^Doorlog een ^Geerlijke ^F#mzaak en ^F#mdeze tijd is te ^Eslap voor hun soort zij ^Anoemden het ^Drecht, wij ^Gnoemen het ^F#mmoord Ze ^F#mworden gehekeld in ^Etijdschrift en krant men ^Anoemt ze fas^Dcisten, maar ze staan aan de ^C#kant

want hun ^F#mdagen zijn ge^Eteld hun ^Adoden zijn be^Ggra^F#mven

^F#mOudere mensen^E geven de raad: ^Azorg dat er ^Dnooit meer een ^Goorlog ont^F#mstaat Toch ^F#mzien ze me graag als ^Egoed militair want ^Aze worden be^Ddreigd en de ^Gvrede is ^F#mver Ze ^F#mvinden me slap als ik ^Eweiger te gaan maar hun ^Astem is te ^Dzwak om te worden ver^C#staan

want hun ^F#mdagen zijn ge^Eteld hun ^Adoden zijn be^Ggra^F#mven