Boudewijn de Groot - Cinderella

De ^Cnacht is eindeloos lang, de weg is een grot met groene druipsteenbomen. Ik ^Cspaar de wind die ik vang om te fluiten, ik spot met al mijn zielige dromen. ^D Mijn ^Gwagen rijdt verder als een pompoen, de ^Cprins is vanavond op ^Dpad. Hij heeft zijn ^Gsokken vol gaten en ^Bméén glazen schoen en zijn ^Claarzen geleend aan de ^Dkat. En ^Conder de motorkap suizen in een tredmolen ^Gzes witte ^Ammuizen. ^{Am Am}

^AmAaaahh^Chhh .^G.. ^{D Am}Aaaahh^Chhh .^G.. ^{D Am}Cinder^Cella..^G. Ver^Dgeet de eieren niet. ^AmCinder^Cella..^G. And^Derhalf ons cervelaatworst. ^AmCinder^Cella..^G. Kre^Deft met gebakken fruit. ^AmCinder^Cella..^G. Alw^Deer haaievinnensoep. ^GAaaahh^Dhhh .^G.. ^{D C}

En ^Cdaar rijdt voor mij een man met zijn hoofd in zijn hoed die werkelijk niet kan rijden. Ik ^Cwed dat ik het wel kan, ik kan het dubbel zo goed, ik zal hem zo dadelijk snijden.^D De ^Gvuurtorenwachter daalt af naar het strand, zijn ^Cdochter zinkt in haar ^Dboom. De ^Gleeuwen regeren met ^Bmijzeren hand. Ik ver^Cberg mijn gezicht in mijn ^Ddroom. Ik ^Cvoel me onzeker van binnen. Het is tijd om een ^Glist te ver^Amzinnen. ^{Am Am}

^AmAaaahh^Chhh .^G.. ^{D Am}Aaaahh^Chhh .^G.. ^{D Am}Cinder^Cella..^G. Bed^D opmaken. ^AmCinder^Cella..^G. Sch^Done lakens. ^AmCinder^Cella..^G. Gor^Ddijnen dicht. ^AmCinder^Cella..^G. Lic^Dht uit. ^GAaaahh^Dhhh .^G.. ^{D C}

En ^Gboven de bossen verrijst het kasteel ver^Coverd door Reinaert de ^DVos. Specu^Glaas met zijn knecht op het ^Bmdak van kaneel gooit de ^Cgrendels van suikergoed ^Dlos. Dan ^Cduik ik meteen in de veren om de poele het ^Gpielen te ^Amleren. ^{Am Am}

^AmAaaahh^Chhh .^G.. ^{D Am}Aaaahh^Chhh .^G.. ^{D Am}Cinder^Cella..^G. Ja.^{D Am}Cinder^Cella..^G. Oeh^D. ^AmCinder^Cella..^G. Fij^Dn, glitter. ^AmCinder^Cella..^G. Hoe^Dpla. ^AmCinder^Cella..^G. Gez^Dellig. ^AmCinder^Cella. ^GCinde^Drella.

^AmRepeat^C ad li^Gbitum^D Am