Boudewijn de Groot - Achter de hemelpoort
chordsver. 1
Autoscroll
1 Column
Text size
Transpose 0
Tuning: E A D G B E
[Intro]
A
[Verse 1]
AHet was een reis van zeven dagen en de nachten waren A7lang
AMaar ik had meestal goed gezelschap en ik was zelden A7bang
DAan de andere kant van de heuvels was het gras Aniet altijd A7groen
EmIk zou liegen als ik zeiA dat ik het A7over wilde doen Em
[Verse 2]
A't Was bij het vallen van de avond toen de zon aan de einder A7stond
ADat ik aan het einde van de velden mijn reisbestemming A7vond
DIn duizend boeken en verhalen had ik gelezen Aen geA7hoord
EmVan de vrede in het paraAdijs achter A7de hemelpoort Em
[Verse 3]
ADe poort was klein en sober, een simpele houten A7deur
AIn een muur van ruwe steen en van een onbestemde A7kleur
DGeen stralenkrans, geen hemels licht, geen fier Awapperende A7vlag
EmAlleen een bordje waarop stond “DWe zijn geopend op de laatste Adag.A7”
[Verse 4]
EmIk klopte aarzelend aan Awant dit was zo'n A7moment
AWaarop de grote leegte gaapt als je hoort dat je niet welkom A7bent
DAan het einde van een zware reis en vermoeid Atot op het A7bod
EmMaar ik zou antwoord krijgen Dop de vraag: “Wie of wat is God?”A A7
[Verse 5]
ADe poort ging open en een man met baard keek me vriendelijk A7aan
A“'t Is vandaag je laatste dag”, zei hij, “je mag naar binnen A7gaan
Mijn naam is DPetrus en je hebt weleens van me gehoordA misschA7ien?”
C“Natuurlijk”, zei ik, “maar wat ik vragen wou, mag ik AGod heel even A7zien?”
[Verse 6]
EmPetrus zweeg een ogenblik Aen keek me niet begrijpend A7aan
A“Wie zeg je”, vroeg hij met gefronste blik, “ik heb je niet goed A7verstaan”
Ik zei Dhet opnieuw en Petrus reageerde Awat versA7toord
Em“God”, herhaalde hij, “Ddie naam heb ik nog nooit gehoord
Er is niemand die zo heet hier achter de hemelpoort” A A7
[Instrumental]
A A7 D A A7 Em D A A7
[Verse 7]
D“En Jezus”, riep ik vertwijfeld en met dichtgeknepen keel
A“Jezus ken ik wel”, zei Petrus, “maar zo heten er A7zoveel”
D“En Allah dan”, probeerde ik, “of Jahweh, klinkt dat Amisschien A7bekend?”
Em“Nee het spijt me”, zei Petrus, “Amaar denk nu niet dat je A7niet welkom bent.Em”
[Verse 8]
AIk liet de poort voor wat hij was en trok weer de A7velden in
AHet paradijs zonder God had voor mij totaal geen A7zin
DNa vele uren wandelen bij het licht van Azon en A7maan
EmZag ik tussen dahlia's en Dasters een schamel hutje staan Em
[Verse 9]
DEen kluizenaar zo leek het wel, een zonderling of een herder
AEn het einde van mijn reis want achter de hut ging het niet A7verder
DWie leeft er nu op de grens van het alles en het AnietsA7?
EmEen uitgestotene Dmisschien, de duivel of zoiets? A A7
[Verse 10]
AIk naderde de hut en keek nieuwsgierig door de A7ruit
Aan een tafel zat een echtpaar ze dronken Dthee en aten fruit
Ze wenkten me naar binnen en Atoen ik A7bij hen zat Em
F#mOntdekte ik de hemel in de Anerven A7van het tafelblad Em
[Verse 11]
Daar zag ik het Cstof der eeuwen tussen de kruimels van het ontbijt
En aan de muur Dtikte de wijzerloze klok der eeuwigheid
Het echtpaar lachte me toe en zei Amet zachte stem C
“Welkom in onze woning, aangenaam, Awij zijn A7Hem”
[Verse 12]
A“U zocht ons en u vond ons als dat de zin is van uw A7bestaan
ADan valt er dus niets te zeggen en kunt u in vrede A7gaan”
DIk vroeg: “waarom zwijgt u zo angstvallig over uw aanwezigAheiA7d?”
EmZe antwoordden: “het Dweten maakt een einde aan de oneindigheid”A A7
[Verse 13]
A“Ach u weet wel het simpele verhaal van de wortel en het A7paard
AOns vinden is de moeite van het zoeken nimmer A7waard
DDus ga terug naar het paradijs want dat is waar Au A7hoort
U zult Emvergeten wat u hier zag Dopdat de rust niet wordt verstoord
EmMaar in gedachten zijn we bij uD, daar achter de AhemelA7poort” Em
[Outro]
A A7 D A A7 Em A A7 Em A A7 D A A7 Em D x2