Boudewijn de Groot - Aarde

Want de aarde is een beetje ^Adom, die kan alleen maar ^C#mdraaien Ze heeft geen weet van ^Emachterklap en ^A7ritselen en ^Dgraaien Want de aarde is vaak wat ^Anaïef, de mens is onbe^C#mhouwen Maar zij blijft vol ver^Amtrouwen, de ^A7aarde is te ^Dlief

Toch als het haar te^F#mveel wordt, begint ze woest te ^Fkoken En zal ze ons be^Astoken, met cholera en ^Bpest Met noodweer en met ^Drampen, met gif en zwavel^Adampen Met bevingen en ^Cbranden, zal zij de mensheid ^Bm7kwellen... En onze doden ^Bmtellen.., is alles ^Bm7/Awat ons rest

De aarde is de zachtheid ^Azelf, terwijl ze verder dom^C#mmelt Ze heeft geen weet van ^Empolitiek en ^A7religieus ge^Drommel De aarde is heel lief en ^Azoet, terwijl de mens zich mateloos ^C#muitleeft Geen eerbied en res^Ampect heeft, de ^A7aarde is te ^Dgoed

Toch als het haar te^F#mveel wordt, bestraft ze onze ^Fgekte Met hagel en in^Asecten, wordt onze oogst ver^Bpest Met meer dan zeven ^Dplagen, zal zij de mens be^Alagen Want zonder mede^Cdogen, zal zij haar oordeel ^Bm7vellen... En onze doden ^Bmtellen.., is alles ^Bm7/Awat ons rest ^A

Maar als de eeuwen zijn ver^Cvlogen, miljarden jaren voorbij ge^Gmgaan Dan zakt de laatste mens ter ^Dmaarde, als eenzaam monster zonder ^Fwaarde En blijft de ^Fmaarde tot in eeuwigheid be^Emstaan ^G

Want de aarde is een beetje ^Adom, weet niets van menselijk leven Dus laat haar met ^A7rust.., laat haar ge^Dmaj7woon...^D Wat door de ruimte zweven...^A(stop)