Wim Sonneveld - Josefien

^GDe bakkersdochter van de hoek die ^A7mocht zich laten^A zien ^D7Zij was de sexbom van de buurt e^Gn heette Josefien Ik was nog jong, in vuur en vlam schreef^Am7 ik haar een sonnet Maar zo poetisch^G was ze ^Emniet, ze^A7 nam de ^Dbenen ^D7met ^D7Een heer in de textiel In ^Am7zijn ^Dautomobie^D7l

Oh ^DJosef^Gien, Josefien, Josefien Ik was pas ^A7zeventien ^AToen heb ik jou ^D7Josefien, Josefien Voor d'eerste ^Gkeer gezien Mijn moeder vond jou een ^A7lellebel En heel missch^Dien Josefien, Jose^D7fien, was jij dat ^Bwel Maar jij bracht ^E7mij van de wijs En boven^Adien, leek de buurt in enen op P^A7arijs Als jij ^Gpasseerde, oh^D7 Josef^Gien

^GMaar ach de heer in de textiel die^A7 was ook niet je^A dat Zij ^D7wist diep in haar hart dat zij meer ^Gmogelijkheden had Ze kocht een kaartje naar Parijs en ^Am7een blote japon En had al gauw t^Gien rijk^Eme lui wa^A7ar zij uit ^Dkiezen ^D7kon Zij ko^D7os een miljonair Van^Am7 vijf^Dentachtig^D7 jaar

Oh ^DJosef^Gien, Josefien, Josefien Dat was niet s^Gtom gezien ^AJij was al gauw ^D7in de rouw Josefien Met een miljoe^Gn of tien Mijn moeder vond jou een ^A7lellebel Maar koppie ko^Dppie Josefien dat ^D7had je wel ^B Liet jij je bij ^E7tijd en wijle eens even zien ^AGingen alle heren voor de ^A7bijl Nou, kun je na^Ggaan, oh ^D7Josefi^Gen

^GIk zag laatst een enorm jacht, het^A7 was in St. Trop^Aez Net ^D7reed er een chauffeur voor in een me^Gterslange slee Ik zag dat de bemanning in de ^Am7houding sprong en daar Kwam Josefien na^Gar buite^Emn met ee^A7n knul met ^Dzulk la^D7ng haar Ik zei: "^D7Dag Josefien" "Ke^Am7n jij^D mij nog ^D7misschien"

En toen zei ^Gjij Josefien, Josefientje "Ik heb jou meer g^A7ezien Voila, bien ^D7sur, het is ^DWim, het is Wim Maar niet meer z^Geventien Jouw mama vond mij een l^A7ellebel ^A7Et entre^D nous mon petit m^D7on chou dat ben ik ^Bwel Ik ben liever éé^E7n lellebel in St. Tropez Dan een ^Adrel in Zandvoort aan de ^A7Zee Een beetje k^Goppie koppie koppie kan geen kwaad Want anders ^E7zat ik nou nog in de Kalverstraat Doe ze de g^Groeten ^D7van Josef^Gien "