Raymond van Het Groenewoud - Bierfeesten

Als ^Dik hier in de tent sta, en het b^Gier ruikt over^Aal En b^Duiten ligt de kots, ’t is zo pl^Gezant, een boer^Aenbal ^BmNee, dan spring ik niet door het r^Emaam, en ik laat meestal geen tr^Gaan: ik sta dr^Aoog Als ^Dik de vuile krant lees, van een m^Gisselijke v^Aent Die n^Duchter als een wezel is, maar dr^Gonken zo pot^Aent ^BmNee, dan spring ik niet in ’t k^Emanaal, want het water is te^G vui^Al

Als ik d^Dit maar heb, als ik ^Bmdit maar heb Als ik d^Git maar heb, dan k^Aom ik er steeds d^Door

De d^Dagen zijn zo lang, meneer, en ^Gzo uitzichtloos gr^Aijs Al g^Doed dat er soms zon is, of een m^Gooigebouwde m^Aeid ^BmMaar: ’t allermeest voel ik me^Em goed in de roodfluwelen ^Ggloed van de ^Aspots En l^Daat ze trekken, duwen, al met ^Gal ben ik ’t g^Aewoon We z^Dijn zo fijngevoelig, oh, de m^Gensen zijn zo sch^Aoon ^BmGod, moest ik dit niet hebbe^Emn, dan hing ik me liever ^Gop ^A

Als ik d^Dit niet had, als ik ^Bmdit niet had, als ik ^Gdit niet had, ^A… ^D Solo

Als ik d^Dit maar heb, als ik ^Bmdit maar heb Als ik d^Git maar heb, dan k^Aom ik er steeds d^Door Als ik d^Dit maar heb, als ik ^Bmdit maar heb Als ik d^Git maar heb, dan k^Aom ik er steeds d^Door