Maarten van Roozendaal - Mooi

^DAch zie de lammeren nou toch ^D/F#lurken Aan hun ^Gvers geschoren ^Dmoeders ^DEn hoe de jonge zwanen ^D/F# Donzen i^Gn de zachte slo^Dot ^DEn hoe de zwoele wind de wolk^D/F#en waait Tot pas ^Ggewassen luchte^Dn ^DKan iets mooier dan het mooi ^D/F#is Kan iets ^Ggroter zijn dan ^Dgroot? ^{G/B D/A D}

^DEn voel de hosta nou toch lon^D/F#ken Haar kno^Gppen staan op b^Darsten ^DHet nieuwe riet drinkt gulzig^D/F# water ui^Gt de smalle vaa^Drt ^DKan iets frisser dan het fris^D/F# is Wulpser ^Gdan het wulpste^D? ^DAch ik ben Goddank dus nog ee^D/F#n keer Een jong^Ge lente waard ^D

^DDit is zo ^Bmmooi ^E Tis om te ^Ajanken zo m^Dooi ^D/F#Mooi,^{G A} om te janken zo ^Dmooi

^DEn zie de irissen nou toch pr^D/F#onken Met hun ^Gstampers als ko^Dralen ^DEen varen rolt haar blaren ^D/F# Als een ^Gleguanentong ^{D D}En zie de veulens nou toch wa^D/F#nkelen En de vo^Ggels naar hun n^Desten ^DKan iets verser dan het vers ^D/F#is Kan iets^G jonger zijn da^Dn jong? Zie hoe de ^Bmzon een scherpe s^Echaduw trekt ^AOnder de wijde ^Dwilgen ^ADe puppies renn^Den rondjes ^ABijtend naar hu^Dn eigen staart ^AKan het leuker ^Ddan het leuk is ^AJeugdiger dan j^Deugdig? Ach ik ben ^BmGoddank dus ^Enog een keer Een ^Ajonge lente ^Dwaard ^Dsus4

^DEn nu de wingerd zich wellust^D/F#ig En het o^Gnkruid onbezonn^Den ^DEn ik mezelf aftel ^D/F# Van volw^Gassen naar beja^Dard ^DWordt het groener dan het gro^D/F#en was Nu ik gr^Gijzer dan ik gr^Dijs ben?

^DEn als vannacht de open hemel^D/F# De sterr^Gen strak laat s^Dtralen ^DEn ik buiten op mijn rug lig ^D/F# Starend ^Gnaar het firmam^Dent ^DKan het stiller dan het stil ^D/F#is Eeuwiger^G dan eeuwig? ^D

^DDan ben ik Goddank dus nog ee^D/F#n keer Gevangen^G in het moment ^D Oh ^DDit is zo mooi ^D/F# Het is o^Gm te janken zo ^Dmooi ^DMooi, om te janken zo mooi ^D/F# Mooi, om^G te janken zo m^Dooi