Kinga Bán - Je bent anders

^GJij, je denkt eerst na, voord^Dat je woorden komen ^GJij hebt alle^D/F#s op ee^Emn rij, waar ^Bmik nog zit te dromen Als de c^Esushaos in mijn hoof^Ed, ^Gmij van alle rust beroof^Gt, ^EsusBen jij het die me k^Emust Me aa^Gnkijkt en me ^Asussust ^A

^GJij, je houdt graag vast, aan ^Dwat je hebt bedacht ^GJij, je ^D/F#maakt je k^Emeus, zelfst^Bmandig en doordacht Als ik ^Esusniet beslissen k^Ean, ^GBen jij degene die me da^Gn, ^EsusRaad geeft en mij ste^Emunt, Je bent de ^Gman waar ik op ^Asusleun ^A

Je bent ^Danders, zo ^D/F#anders, a^G2nders dan ik ^Asusben ^A Maar ond^Danks de ver^D/F#schillen ^G2sta je altijd aan mijn ^Asuskant ^A We ^Em7horen bij e^D/F#lkaar, je ben^Gt mijn trots, mijn th^D/F#uis En al^Em7tijd^D/F# wil ^G2ik naar j^Aou, naar h^Duis

^GJij, je blijft jezelf, betrouwb^Daar en oprecht ^GJij, je b^D/F#lijft soms s^Emtil, waar ik j^Bmuist heel veel zeg Als ik ^Esuswegloop en ontwi^Ejk, Me vers^Gtop en niet meer ki^Gjk ^EsusBen jij het die me zoe^Emkt Me l^Giefde geeft en ^Asusmoed ^A

Je bent ^Danders, zo ^D/F#anders, a^G2nders dan ik ^Asusben ^A Maar ond^Danks de ver^D/F#schillen ^G2sta je altijd aan mijn ^Asuskant ^A We ^Em7horen bij e^D/F#lkaar, je ben^Gt mijn trots, mijn th^D/F#uis En al^Em7tijd^D/F# wil ^G2ik naar j^Aou...

Als ^D/F#jij dan w^G2eer een berg^Bm bek^Asuslimt, De z^D/F#ee bestor^G2md met te^Asusgenwin^Ad, ^E/G#Als ik ^A2val en als ^C#m7ik huil^Bsus, Ben ji^E/G#j de ^A2plek w^Bsusaar ik sc^Bhuil Met ^A2liefde o^E/G#marm ik ^Em/Gjou: De^F#m7 man waar ik van ho^Bud

Je bent ^Eanders, zo ^E/G#anders, ^A2anders dan ik ^Bsusben ^B Maar ond^Eanks de ver^E/G#schillen ^A2sta je altijd aan mijn ^Bsuskant ^B We ^Fm7horen bij elk^E/G#aar, je be^Ant mijn trots, mijn t^E/G#huis En al^Fm7tijd^E/G# wil ^A2ik naar j^Bou, naar h^Euis ^E/G#