Miel Cools - Zij is vrouw

Ik ^Gheb het aan de wind gevraagd waar ik ^Amhaar vinden zal, hij ^Bmluisterde en fluisterde: je ^Cadd2vindt haar over^Gal.

Ik ^Amzag haar in dat grote huis in dat ^Bmstraatje zonder ^Emeind waar ^Amdoor de sleur van ied’re dag de ^Bmliefde snel ver^Emdwijnt maar ^Am7toch hield zij nog ^Dsteeds van hem en ^Gdat ^G/F#gaf haar (hem) de ^Dm6/Fkracht ^E7 want haar ^Amhart was ^Am/Gwarm en haar ^Dbed was warm en haar ^F6handen bleven ^Dzacht.

Ik ^Gheb het aan de wind gevraagd waar ik ^Amhaar vinden zal, hij ^Bmluisterde en fluisterde: je ^Cadd2vindt haar over^Gal.

Ik ^Amzag haar in een grote stad, ze ^Bmzat er achter ^Emglas, te ^Amwenken naar de klanten om^Bmdat dat nodig ^Emwas ze ^Am7had twee lieve ^Dkinderen, ver ^Gweg ^G/F#in een te^Dm6/Fhuis ^E7 maar ze ^Amwou weer ^Am/Gsamen ^Dzijn met hen in een ^F6eigen warme ^Dthuis.

Ik ^Gheb het aan de wind gevraagd waar ik ^Amhaar vinden zal, hij ^Bmluisterde en fluisterde: je ^Cadd2vindt haar over^Gal.

Ik ^Amzag haar in een grote zaal, ze ^Bmdroeg een witte ^Emschort, ze ^Amhaastte zich van bed naar bed, ze ^Bmkwam handen te ^Emkort. Ze ^Am7bracht aan ieder^Deen wat troost, haar ^Gogen s^G/F#traalden ^Dm6/Fzacht, ^E7 want ze ^Amhielp ze ^Am/Gbeter ^Dworden en dat ^F6deed ze dag en ^Dnacht...

Ik ^Gheb het aan de wind gevraagd waar ik ^Amhaar vinden zal, hij ^Bmluisterde en fluisterde: je ^Cadd2vindt haar over^Gal.

Zij ^Amis het mooiste lied op aard, zij ^Bmis de stille ^Emkracht, die a^Amltijd haar geheim bewaart, be^Bmhoedzaam en door^Emdacht. zij ^Am7volgt je maar zij ^Dleidt je, nooit is ^Gzij be^G/F#zit van ^Dm6/Fjou ^E7 want ze ^Ambind^Am/Gt je en om^Dspint je, zij is ^F6liefde zij is ^Dvrouw.

Ik ^Gheb het aan de wind gevraagd waar ik ^Amhaar vinden zal, hij ^Bmluisterde en fluisterde: je ^Cadd2vindt haar over^Gal, ^Amoveral, ^Goveral, ^Coveral, over^Gal.